Ga naar de inhoud

Verstandig versnellen naar emissieloos werken brengt volledige sector in beweging

Realisme als sleutel tot succes in de ZE-transitie

De overgang van diesel aangedreven bouwmachines naar emissieloze alternatieven is volop in gang. Met name koplopers laten zien dat er al veel kan. In deze fase van de transitie moeten we er echter wel rekening mee houden om verstandig te versnellen om het peloton mee te krijgen. Te snel vooruit willen brengt - door buitenproportionele meerkosten - namelijk het risico op falen van de transitie met zich mee. Daarentegen geeft vertragen het risico op het niet behalen van de doelstellingen. Dit communiceert Gerard van der Veer (GMB en Emissieloos Netwerk Infra (ENI)) als vertegenwoordiger van de koplopers in zijn betoog over meerkostenstijging in relatie tot het aandeel van emissieloze inzet op projecten.

Emissieloos werken verschuift van een technisch naar een organisatorisch vraagstuk, zegt hij. ‘’Je ziet dat de grootste uitdagingen op het vlak van kosten zitten in zaken als machinetarief, energielogistiek, laadinfra en nieuwe regels en disciplines. Naarmate er meer emissieloos wordt uitgevraagd op een project, nemen de complexiteit, beschikbaarheid en daarmee de kosten toe.’’

Drie stappen

Voor de inzet van emissieloos materieel op een project is volgens hem – op basis van de ervaring opgedaan bij koploperprojecten - ruwweg een verdeling te maken in drie stappen. Tot 30% inzet van ZE-materieel is op een project relatief goed uitvoerbaar. De meerkosten zitten voornamelijk in de hogere aanschafwaarde van materieel, maar in de range ‘licht tot middelzwaar’ zijn deze machines goed verkrijgbaar. Het voorzien in de benodigde energiebehoefte is minder complex en daarmee zijn de kosten beperkt.

Meer inzet ZE-materieel

Op een project 30% tot 60% emissieloos materieel inzetten geeft meer uitdagingen. Niet alle machines kunnen een volle werkdag maken, energielogistiek wordt complexer en de laadinfrastructuur vraagt om zwaardere oplossingen. Maar echt moeilijk wordt het als de inzet van ZE-materieel 60% of meer moet bedragen. Dat geeft een onevenredige toename van alle eerder genoemde meerkosten. Ook komt de oplaadbetrouwbaarheid in het geding vanwege ontbrekende standaardisatie op het gebied van laden, veiligheid en gebruik van verschillende typen materieel.

Realisme

Het is dus zaak om realistisch te zijn in de mate waarin je wilt versnellen, is de boodschap. Hoe kan je hier als opdrachtgever vorm aan geven? Gerard: “Tegen opdrachtgevers zeg ik: vraag komend jaar uit op de ondergrens van je ambitie als het om ZE verrichte arbeid gaat (30% voor de huidige periode o.b.v. de SEB Routekaart, red.). Maar … ga in het aandeel projecten waarbij je ZE-materieel uitvraagt juist aan de bovenkant zitten (50% voor de huidige periode o.b.v. de SEB Routekaart, red.). Vervolgens kan op basis van ervaringen de komende SEB periode worden opgeschaald waar dit haalbaar en betaalbaar is.”

Markt heeft consistente vraag nodig

Deze oproep aan opdrachtgevers, om werk te maken van een bredere en consistente uitvraag van emissieloos werken, sluit hierin aan bij een boodschap die ook door De Groene Koers en brancheorganisaties wordt afgegeven. Wanneer er breed en consistent uitgevraagd wordt, zorgt dit niet alleen voor het voorkomen van onevenredige meerkosten, het biedt ook investeringsperspectief voor aannemers. Zij kunnen dan met meer zekerheid investeren in materieel en zo de stap maken naar emissieloos werken.

 

 

Wie is De Groene Koers?

De Groene Koers wordt vertegenwoordigd door:

  • Koninklijke Bouwend Nederland – Ivo van Zon
  • BMWT – Hans Zwaanenburg
  • Cumela – Nico Willemsen
  • Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners – Marc Derksen
  • MKB Infra – Pieter Boelhouwer

Initiatief van


© De Groene Koers – 2021